Voorkom uitval omvormer: gebruik de juiste kabeldikte

Leestijd: 1 minuut

De kabeldikte bepaalt hoeveel stroom de kabel kan geleiden. Als de kabel te dun is, kan deze de stroom die door de omvormer gaat, niet aan. Dit leidt vervolgens tot oververhitting van de kabels en de omvormer. En dan krijg je een storing, ofwel: de omvormers schakelt automatisch uit. 

De kabeldikte die nodig is voor een omvormer hangt af van het vermogen van de omvormer. De specificaties van de omvormerfabrikant geven aan welke kabeldiameter nodig is voor een bepaalde stroomsterkte.

In Nederland is de norm voor kabels voor zonnepaneleninstallaties NTA 8132. Deze norm geeft aan welke kabeldiameter nodig is voor een bepaalde stroomsterkte en spanning.

Voor een omvormer met een vermogen van 3kW is bijvoorbeeld een kabeldiameter van 6 mm2 nodig. Dit betekent dat de kabels een doorsnede van 6 mm hebben.

Als u een omvormer installeert, is het belangrijk om de kabeldikte te controleren. De kabeldiameter staat meestal op de kabel zelf aangegeven. Als de kabels te dun zijn, moet u ze vervangen door kabels met een grotere diameter.

Naast te dunne kabels, kunnen omvormers uitvallen door een aantal andere redenen. Enkele van de meest voorkomende oorzaken zijn:

Als de omvormer te veel stroom moet verwerken, raakt deze overbelast. Dit kan leiden tot oververhitting en uiteindelijk tot een storing.

Omvormers kunnen slijten. Na verloop van tijd kunnen de componenten in de omvormer verslijten, waardoor deze minder efficiënt werkt of zelfs uitvalt. Regelmatig onderhoud is daarom belangrijk. 

Zorg ervoor dat de omvormers een voldoende vermogen hebben om de zonnepaneleninstallatie aan te kunnen. Als de omvormers te klein zijn, kunnen ze overbelast raken.

Omvormers moeten op een droge, koele plaats worden geïnstalleerd. Ze mogen niet worden blootgesteld aan direct zonlicht of extreme temperaturen.